![]() |
![]() |
Standaard NL Groninger slenk |
|
Land van oorsprong: |
Nederland, SbL: NL / 965 |
Algemeen voorkomen: |
Brede en korte duif met diep naar achteren gebogen hals; middelhoge stand, sterk afhellende houding; staart mag de grond raken, maar mag daarop niet steunen. |
Raskenmerken |
|
Kop: |
Langwerpig en smal met goed gewelfd voorhoofd, van alle zijden bezien goed gerond en met volle wangen. |
Ogen: |
Middelgroot met kleine pupil. Kleur: de iris rond de pupil wit, naar de oogrand toe geleidelijk naar rood overgaand. Oogranden smal en fijn; conform de kleurslag vleeskleurig tot grijs. |
Snavel: |
Middelmatig lang en recht, bovensnavel aan de punt licht gebogen; vleeskleurig bij wit, geel, geelbleek en geelspar, licht hoornkleurig met enkele donkere vlekjes bij roodbleek en roodspar, donker bij rood. Neusdoppen klein, fijn en wit. |
Hals: |
Zeer lang en diep achterwaarts gebogen (S-vormig), de rug bijna rakend; in actie komend werpt hij de hals met een slag achterwaarts (nekslag) en vertoont de hals een sidderende beweging. |
Lichaam: |
Kort, breed, achter smal. |
Borst: |
Breed, in een sierlijke lijn naar de buik verlopend, sterk naar voren en hoog gedragen. |
Rug: |
Breed en hol, vrij sterk afhellend. |
Vleugels: |
Kort, breed en krachtig met brede slagpennen; los tegen het lichaam gedragen; op de staart rustend tot ca. een vingerbreed vanaf het staarteinde reikend. |
Staart: |
Breed met krachtige pennen; het lichaam met beide handen aangevat en de staart vrij latend en snel op en neer bewogen, moet de duif deze hol spreiden. |
Benen: |
Middellang, niet te wijd uit elkaar geplaatst; gesteld staat de duif op de drie voorste tenen. |
Bevedering: |
Glad aanliggend. |
Kleurslagen |
|
|
|
Kleur en tekening |
|
Wit; zuiver eenkleurig wit. |
|
Wit: |
Zuiver eenkleurig wit. |
(Dominant) rood: |
Bordeauxrood. |
Roodbleek: |
(Roodzilver geband). Kop, hals en schouders dieprood; vleugelschilden licht bleekrood met enige nuancering en twee smalle, lange dieprode vleugelbanden. |
Roodspar: |
(Roodzilver schimmel). Overwegend wit met rode veertjes op de borst, hier en daar rode veertjes op hals, nek en vleugelschilden en twee roodgekleurde vleugelbanden. |
(Dominant) geel: |
Vooral kop hals en schouders donker oranjegeel. |
Geelbleek: |
(Geelzilver geband). Kop, hals en schouders donker oranjegeel; vleugelschilden licht crèmekleurig met enige nuancering en twee smalle, lange donkeroranje banden. |
Geelspar: |
(Geelzilver schimmel). Overwegend wit met gele veertjes op de borst, hier en daar gele veertjes op hals, nek en vleugelschilden en twee geelgekleurde vleugelbanden. |
Ernstige fouten |
|
Lang lichaam of lange staart; smalle of spitse borst; opgeblazen krop; vlakke rug; korte of stijve hals; wit, gekleurd, donker en/of gebroken oog; bij gesloten vleugel zichtbare kleur in de slagpennen. |
|
Beoordeling |
|
Algemeen voorkomen - Type en stand - Halsdracht - Oogkleur - Kleur en tekening. |
|
Ringmaat: |
8 mm |
Toegevoegde raskenmerken |
|
De Groninger slenk komt het meest tot zijn recht als hij kan uitvliegen. Het klappend vliegen wordt onderbroken door 'springen', dit is plotseling met een ruk de vleugels naar onder slaan, waarbij het lichaam omhoog schokt. |